Het spreekrecht van het slachtoffer tijdens een strafzaak is befaamd geworden door de zogenoemde zedenzaak betreffende Robert M. In het burgerlijke recht hebben slachtoffers te allen tijde spreekrecht, aangezien ze tegelijkertijd ook eiser in het proces zijn en derhalve procespartij. Daarentegen is dat in het strafrecht niet zo klaarblijkelijk. In beginsel is het spreekrecht in het strafrecht beperkt tot de betreffende procespartijen en de vertegenwoordigers daarvan.
Wie beschikt normaliter over het spreekrecht in de rechtszaal?
Natuurlijk beschikt de verdachte normaliter over het spreekrecht. Hij staat immers terecht en dient zich te verdedigen tegen hetgeen hem ten laste gelegd wordt. Hiervoor dient hij wel de mogelijkheid te hebben uiteraard. Ook de advocaat van de verdachte beschikt over het spreekrecht, natuurlijk om gelijke redenen.
Rechter en officier van justitie
De andere procespartijen in het strafrecht beschikken ook over het spreekrecht. In dit geval gaat het natuurlijk om de rechter en de officier van justitie. Zij dienen spreekrecht te hebben omdat zij achtereenvolgens het vonnis en de strafeis dienen toe te lichten. Bovendien heeft de rechter nog de mogelijkheid om de verdachte te ondervragen.
Wie beschikt verder over het spreekrecht?
Uit het voorgaande volgt waar de betreffende procespartijen het spreekrecht voor gebruiken, maar de vraag is nu waar de slachtoffers het voor nodig hebben? Worden slachtoffers niet immers genoeg vertegenwoordigd door de officier van justitie? Van de officier van justitie kan je toch zeggen dat hij eigenlijk als tegenpartij van de verdachte dient?
Functie spreekrecht
Volgens de wet dient het slachtoffer ook spreekrecht te hebben. Het slachtoffer heeft de mogelijkheid om de officier van justitie te vragen om hem op te roepen zodat hij gehoord kan worden, dus voor het uitoefenen van het spreekrecht. Dit spreekrecht heeft als functie om het slachtoffer de kans te geven om te vertellen wat het betreffende misdrijf bij hem aangericht heeft. Het spreekrecht dient dus niet als juridisch betoog, maar juist als een emotioneel betoog, zoals door de officier van justitie gehouden zal worden.
Minderjarigen
Vanaf twaalf jaren hebben minderjarigen ook spreekrecht. Onder deze leeftijd is het spreekrecht alleen mogelijk indien diegene in staat is om zijn eigen belangen te bezien.
Nabestaanden spreekrecht
Als er sprake is van een slachtoffer dat niet meer leeft, komt het spreekrecht toe aan de nabestaanden van diegene. Het gaat in zo’n geval om de geregistreerd partner of de echtgenoot. Verder ingeval hij of zij niet in staat is om het spreekrecht uit te oefenen of weigert dit te doen, komt het spreekrecht toe aan bloedverwanten in de rechte lijn in de eerste graad; de kinderen of ouders. Als overigens zij niet willen of gewoonweg niet in staat zijn, dan gaat het spreekrecht over tot de bloedverwanten in de zijlijn in de tweede graad; de zussen of broers.
Niet voor elk delict spreekrecht
Er geldt voor slachtoffers niet dat zij voor elk delict dat gepleegd is over spreekrecht beschikken. Het zou namelijk niet veel zin hebben dat de buurman als slachtoffer verklaart dat er mensen over zijn erf lopen. Daarom geldt het spreekrecht alleen voor misdrijven en dus niet voor overtredingen.
Er geldt spreekrecht voor de volgende delicten: het verspreiden of bezitten van kinderporno, mensenhandel, mishandeling, bedreiging in een groep, seks hebben met een persoon onder de 16 jaar en zwaar letsel aanbrengen in het verkeer.
Spreekrecht in de Amsterdamse Zedenzaak
Het spreekrecht heeft in de Amsterdamse zedenzaak met de verdachte genaamd Robert M. een uitgebreide rol gespeeld. In deze zaak werkte Robert M. op het kinderdagverblijf genaamd Het Hofnarretje en hij werd verdachte van het verspreiden en maken van kinderporno. Hij heeft bekend dat hij 83 kinderen heeft misbruikt.
De misbruikte kinderen in deze zaak waren echter te jong om het spreekrecht te gebruiken, dus daarom eisten de ouders van deze misbruikte kinderen om gebruik te kunnen maken van het spreekrecht. Maar op grond van de wet hebben deze ouders geen spreekrecht, omdat zij gezien worden als indirect slachtoffer.
De enige mogelijkheid om in dat geval spreekrecht uit te oefenen, is indien het daadwerkelijke slachtoffer overleden is. De wet stelt bovendien dat het niet toegestaan is om te spreken voor het slachtoffer/het kind als men daartoe gemachtigd is. Ook is door de Hoge Raad besloten dat in een vergelijkbare zaak waarin de vriendin van het overleden slachtoffer eiste het spreekrecht uit te oefenen, dit niet een mogelijkheid was.
Contact opnemen
Als je het contactformulier invult, dan neemt een gespecialiseerde advocaat gauw contact met je op. Zelf bellen kan natuurlijk ook, wij zijn bereikbaar via 085 – 5000 202.